Democratisering en sociaal werk

Amsterdam maken we samen

Bewoners en gebruikers weten zelf het beste wat er nodig is voor hun leef- of werkomgeving. Beslissingen moeten daarom zoveel mogelijk lokaal worden gemaakt, in samenwerking met alle personen die ermee te maken hebben. Het participatiebeleid van de gemeente moet daarnaast een geleidelijk veranderproces zijn, waarbij het vermogen van bewoners om zelf te organiseren leidend is. Niet alleen ontstaat er zo beleid dat voor iedereen werkt, ook wordt er lokale tegenmacht opgebouwd om de macht te sturen en corrigeren. Dat is onmisbaar voor een diverse, democratische en rechtvaardige stad.

De gemeente moet goede ideeën van bewoners structureel financieren en waar nodig faciliteren. Dit zal goed zijn voor Amsterdammers om zichzelf te organiseren, ook op de lange termijn. Daarnaast is er vooral ook kritische zelfreflectie nodig binnen de gemeentelijke organisatie en de lokale politiek: hoe stellen politici, bestuurders en ambtenaren zich op tegenover bewoners en hoe stellen politici zich op tegenover bestuurders uit hun eigen omgeving? BIJ1 strijdt voor gemeentelijk beleid dat voortkomt uit loyaliteit aan bewoners, niet aan het ambtenarenapparaat.

We benadrukken daarnaast dat middelen voor zelforganisatie en inspraak nu ongelijk zijn verdeeld. Groepen met meer privilege zijn vaak beter wegwijs op dit gebied dan mensen uit achtergestelde stadsdelen. Hierdoor is het participatiebeleid in de praktijk juist een uitsluitingsmechanisme. Om meer gelijkheid te creëren is het daarom belangrijk dat er ongelijk geïnvesteerd wordt. Dit geldt ook voor sociaal werk, jongerenwerk en talentontwikkeling: deze voorzieningen, waar structureel op is bezuinigd, zijn nodig voor het creëren van kansen en het stimuleren van zelfredzaamheid.

Voor een Amsterdam van ons allemaal, vormgegeven door ons allemaal, zet Amsterdam BIJ1 zich in voor het volgende:

Zelforganisatie van bewoners

  • Het buurtplatformrecht wordt geformaliseerd als buurtrecht: iedere buurt heeft recht op een eigen buurtplatform. Hiermee heeft iedere buurt in Amsterdam het recht op zelforganisatie, wat erkend wordt met de toekenning van middelen zoals een netwerk en budget.
  • De gemeente stelt financiën ter beschikking voor bewonerscollectieven en een buurtplatform in iedere buurt. Deze middelen moeten ook gebruikt kunnen worden voor organisatiekosten, het inhuren van buurtprofessionals (bewoners) en het inhuren van externe experts voor advies en onderzoek.
  • Buurtplatformen en bewonerscollectieven worden erkend als belangrijke gesprekspartners. Zij worden proactief gevraagd om hun advies, betrokken bij besluitvorming en waar nodig worden zij ingehuurd door de gemeente als buurtexperts.
  • Buurtrechten zoals Right to Bid, Right to Challenge en Right to Plan, worden verbonden in beleid en bewoners worden aangemoedigd om hier gebruik van te maken.
  • Er worden buurtbudgetten ter beschikking gesteld waar bewoners makkelijk aanspraak op kunnen maken als zij culturele, educatieve en maatschappelijke activiteiten en evenementen willen organiseren in en voor hun buurt. Deze buurtbudgetten kunnen ook gebruikt worden voor het versterken van de infrastructuur van buurten en buurtorganisaties.
  • De gemeente ondersteunt en faciliteert commons waar nodig en mogelijk. Commons zijn gemeenschappelijke middelen die door alle leden van een gemeenschap gebruikt kunnen en mogen worden.

Participatie

  • De gemeente maakt buurtparticipatie een vast onderdeel van het politieke en bestuurlijke besluitvormingstraject.
  • De gemeente maakt duidelijk hoe ze bewoners betrekt bij beleids- en besluitvorming. Criteria hierbij zijn de invloed op de leefomgeving en de hoeveelheid ruimte voor participatie.
  • De gemeente bepaalt, voordat participatietrajecten van start gaan, welke rol (meebeslissen, samenwerken, meedenken) de bewoners en andere partijen krijgen. De motivatie voor de bepaling wordt helder naar iedereen gecommuniceerd.
  • De gemeente geeft met veel aandacht vorm aan het participatieproces. Dit betekent onder andere dat de gemeente duidelijk maakt welk onderwerp ter discussie staat, wie de bevoegdheid heeft om een besluit te nemen en welke tijdslimieten er zijn.
  • De gemeente maakt zichtbaar hoe de bijdrage van bewoners is meegenomen in de uiteindelijke beslissing.
  • De gemeente zet zich extra in om alle bewoners die door beleid geraakt worden actief te betrekken, dus ook de mensen die zich in eerste instantie niet zelf aanmelden.
  • Kinderen en jongeren worden meegenomen in participatieprocessen. Ervaringsdeskundigheid van jongeren en jongerenwerkers moet leidend worden voor het gemeentebeleid dat ze raakt.
  • De gemeente informeert bewoners op tijd, volledig en eerlijk over het onderwerp van participatie, hun rol daarin en de manier waarop het participatieproces vorm krijgt. De gemeente deelt alle documenten die betrekking hebben op het onderwerp tot tien jaar terug.
  • De gemeente informeert bewoners tijdens het participatietraject regelmatig over wat er gebeurt met hun inbreng. De inbreng van bewoners wordt schriftelijk vastgelegd. De gemeente informeert bewoners ook over vertraging, uitstel of wijziging van de plannen van de gemeente. De gemeente legt haar besluit uit waarbij er speciale aandacht is voor de (tegen)argumenten van inwoners.
  • Er is een cultuuromslag nodig in de gemeentelijke organisatie. De gemeentelijke organisatie moet in dienst staan van bewoners en bewoners moeten actief ondersteund worden. Ambtenaren moeten zich realiseren dat de betrokkenheid van bewoners noodzakelijk is om tot goede plannen te komen. Daarnaast moet er open worden gecommuniceerd naar bewoners en zij moeten van alle belangrijke informatie op de hoogte worden gebracht.
  • Informatie over besluitvormingsprocessen en politieke besluiten is belangrijk voor bewoners die willen participeren. De gemeente deelt daarom zoveel mogelijk van haar informatie en documentatie op B1-taalniveau. Er komt een speciale nieuwsbrief waarmee bewoners op de hoogte worden gesteld van de uitkomsten van raadsvergaderingen. Sociale media worden actief ingezet om bewoners op de hoogte te stellen van besluitvorming en mogelijkheden tot participatie. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar verschillende manieren om informatie over de gemeente en politiek zo toegankelijk mogelijk te maken voor mensen die slechtziend, doof, slechthorend en laaggeletterd zijn.
  • Er wordt een Bewoners Effect Rapportage ingesteld en altijd uitgevoerd bij grote projecten: de meningen van bewoners moeten verplicht meegenomen worden in de beoordeling van de aanvraag van een omgevingsvergunning en bij andere trajecten van bestuurlijke besluitvorming die gevolgen hebben voor bewoners.

Democratisering

  • De gemeente gaat verder met het ontwikkelen en invoeren van democratiseringsbeleid zoals de referendumverordening, buurtbegrotingen, volksinitiatieven en burgerberaden.
  • Het plan voor De Verenigde Straten van Amsterdam wordt aangenomen en in de praktijk gebracht. In Amsterdam wordt er in ieder geval één keer per jaar een volksvergadering georganiseerd.
  • De gemeente zet zich volop in om kinderen en jongeren te betrekken bij de lokale politiek en democratie. De kindergemeenteraad en de jongerenburgemeester worden betrokken bij belangrijke beslissingen die kinderen en jongeren aangaan. Hierbij krijgen zij voldoende ambtelijke ondersteuning zodat zij goed in staat zijn om op te komen voor de belangen van kinderen en jongeren.
  • Jongeren kunnen vanaf hun zestiende volwaardig meedoen aan de lokale democratie. Op scholen wordt er uitgebreid aandacht besteed aan de manieren waarop jongeren kunnen deelnemen.
  • Er wordt toegewerkt naar een bestuurlijk systeem waarin stadsdelen zoveel mogelijk beslissingen mogen nemen.
  • De masterplannen Zuidoost, Nieuw-West en Noord worden zoveel mogelijk bottom-up georganiseerd. Dit betekent dat de lokale bewoners veel inbreng krijgen voordat besluiten worden genomen. Zo wordt verzekerd dat oorspronkelijke bewoners het meest voordeel hebben van deze plannen.

Sociaal werk

  • Alle buurten krijgen tenminste één buurthuis en één jongerencentrum.
  • Voor de aanpak van problemen onder jongeren moet er meer gedaan worden aan begeleiding en educatie van ouders. Activiteiten op buurtniveau zijn niet genoeg, er moet meer geïnvesteerd worden in hulp achter de voordeur. Hiermee maken we opvoeders uiteindelijk meer zelfredzaam.
  • Er moet meer worden geïnvesteerd in jongerenwerk. Initiatieven die zich inzetten voor kansengelijkheid en talentontwikkeling krijgen meer structurele financiële steun.
  • De huidige leeftijdsgroep waarvoor jongerenwerk wordt ingezet moet worden verruimd. Waar dit nu vaak van 12 tot 23 jaar loopt, moet dit worden uitgebreid van 8 tot soms wel 27 jaar.
  • Er moet aandacht komen voor de online leefwereld van jongeren. Er wordt structureel geïnvesteerd in deskundig jongerenwerk dat zich in de online leefwereld kan bewegen.
  • Amsterdam gaat ook na 2022 door met de ontwikkelagenda Sterk en Toegankelijk Jongerenwerk en Straathoekwerk in Amsterdam. Hierbij is er opnieuw aandacht voor en de mogelijke uitbreiding van de kernthema's uit Positief Perspectief. Dit gebeurt in samenwerking met jongerenwerkorganisaties in de stad. Er komt meer aandacht voor talentgericht jongerenwerk - de aandacht gaat nu nog iets te veel naar ‘problemen’.
  • Veel programma’s voor talentontwikkeling zijn niet gebaseerd op maatwerk. Er moet meer geïnvesteerd worden in doelgerichte talentontwikkeling die met een breed aanbod inspeelt op netwerken binnen het stadsdeel en kansen op de arbeidsmarkt. Organisaties die zich hier al voor inzetten, zoals Prospect Eleven, moeten hiervoor structurele subsidie krijgen vanuit de gemeente.

Ga terug naar het programma overzicht | Ga door naar Veiligheid