Joris en de zevenvinkers - Column Anja Meulenbelt

Deze column is geschreven door Anja Meulenbelt en voorgedragen tijdens Linkse Liefde, 27 februari 2022

We hebben weer een nieuwe term, de zevenvinkers, bedacht door Joris Luyendijk. Zevenvinkers zijn de mensen die de wind meehebben door zeven voorrechten: ze hebben ouders die welgesteld zijn of hebben gestudeerd, die in Nederland zijn geboren, ze zijn man, wit en hetero, ze hebben gymnasium of vwo gedaan, ze zijn afgestudeerd aan de universiteit. Dat is in Nederland een heel kleine groep, 3% van de bevolking, maar het is ook een groep die onevenredig vaak de baas is, en de beste posities inneemt, overal waar het gaat om macht. In de politiek, in het bedrijfsleven, in de media, overal in de top zitten meestal de zevenvinkers.

Niet alleen nemen ze veel plaats in, ze hebben ook de macht om te beslissen wie er bij mogen horen. Het cliché daarbij is zoals bekend dat het hen alleen gaat om ‘kwaliteit’, en tja, dat je dan vanzelf bij mensen terecht komt die erg op hen lijken, dat is nu eenmaal zo. Luyendijk die meteen toegeeft dat hij zelf ook een zevenvinker is, wijst er op dat dit een groep is die weigert om zichzelf als groep te zien. Het etiket identiteitspolitiek wordt altijd geplakt op de anderen, de mindervinkers. Dat zij zelf een denderend voorbeeld zijn van identiteitspolitiek komt uiteraard niet bij de zevenvinkers op. Je mag het er niet over hebben dat het niet toevallig bijna altijd mannen zijn die de baas zijn, want dan ben je tegen mannen. Je mag ze niet wit noemen, daar worden ze boos van.

Niet alleen nemen ze veel plaats in, ze hebben ook de macht om te beslissen wie er bij mogen horen.

Zo maakte ik een voormalige hoogleraar mee, die zichzelf heel progressief vond. Die zei een keer op een bijeenkomst tegen fascisme zijdelings tegen mij dat die zwarte mensen niet zo moesten zeuren over zwarte piet, want dat wakkerde het fascisme alleen maar aan. Ik zei: denk je niet dat zwarte mensen zelf mogen bepalen wanneer iets racisme is, en dat niet voorbehouden is aan witte mensen zoals wij? Hij ontplofte zowat. Jij bent hier degene die mij vastprikt op mijn huidskleur, zei hij, jij bent hier de racist!

Luyendijk heeft de verdienste gehad om een groep die boven de wet verheven leek te benoemen, en te stellen dat zij het probleem zijn in de machtsongelijkheid die kenmerkend is voor onze samenleving. Helaas kan hij zijn eigen zevenvinkerigheid niet helemaal afschudden, want in zijn boek doet hij nogal alsof hij het allemaal zelf heeft bedacht, terwijl het voor mij als oude rot die al sinds de jaren tachtig schrijft over de samenhang tussen klasse, kleur en sekse, gesneden koek is. Zoals ook Nancy Jouwe, en Gloria Wekker, in OneWorld vinden dat hij schatplichtig is aan de zwarte vrouwen die al zo lang laten weten hoe klasse, kleur en sekse, plus nog een aantal ‘grammatica’s van ongelijkheid’, in elk persoon en in elk deel van onze samenleving samenhangen. En hij zijn boek ook had kunnen gebruiken om zich expliciet aan te sluiten bij al die bewegingen die al sinds jaar en dag de structurele en onrechtvaardige ongelijkheid aan de orde stellen.

Helemaal aan het eind van het boek, ik heb het helemaal uitgelezen, legt hij even uit dat hij het woord ‘intersectionaliteit’ heeft willen vermijden, ook al lijkt het daarmee misschien te veel alsof hij het allemaal zelf zou hebben bedacht. Dat was als excuus dus te laat en te weinig. Net zo goed als hij beweert dat de zevenvinkers meer plaats moeten maken voor anderen, en dat zelf niet doet door alle podia in de media alvast voor zichzelf te reserveren toen zijn boek uitkwam. Toen iemand tijdens een interview zei dat hij dus wel bezig was er weer een bestseller van te maken, waar hij toch aardig mee verdiende, zei hij: ja, maar ik heb wel twee en een half jaar aan dat boek gewerkt, hoor. O, al die andere duizenden mensen die zich inzetten tegen ongelijkwaardigheid, en niet kunnen rekenen op een geweldige mediaontvangst niet dan?

Het ziet er naar uit dat zevenvinkerigheid kunnen benoemen niet betekent dat je er dan ook vanaf bent.

Ik kijk de zaal in en vermoed vele middenvinkers en mindervinkers. Ik zelf ben een vier en een halfje. Ik ben een vrouw en ik heb mijn school niet afgemaakt, al kwam ik met een paar hink-stap sprongen wel op de universiteit terecht. Maar ik zie er ook voordelen van in dat ik niet alles cadeau heb gekregen. Zoals Luyendijk zelf ook wel toegeeft: mensen die zich zoals Rutte normaal vindt ‘in moeten vechten’, omdat ze niet met alle voorrechten op de wereld komen hebben veel meer bij moeten leren. Vind ik ook: ze weten beter hoe de wereld in elkaar zit, ze leren samen te werken, ze snappen het begrip solidariteit eerder. In het tv programma Buitenhof zei de voorvrouw van BIJ1, Sylvana Simons: ‘Mannen zoals Joris Luyendijk missen een belangrijk vermogen; om gewoon iets aan te nemen dat ze zelf niet hebben ervaren’. En Luyendijk knikte.

Wie één vorm van achterstelling heeft meegemaakt, en dat niet ontkent, kan ook gevoeliger zijn voor de discriminatie van anderen.

Betekent dat dan dat je alleen iets kunt begrijpen als je het zelf hebt meegemaakt? Nee, maar het helpt wel. Wie één vorm van achterstelling heeft meegemaakt, en dat niet ontkent, kan ook gevoeliger zijn voor de discriminatie van anderen. We kunnen wel degelijk van elkaar leren. Het betekent dus niet dat witte mensen hun mond moeten houden als het gaat om racisme, maar tegelijk wel, dat wij witte mensen beseffen dat wij niet degenen zijn die het beter weten dan de mensen die het direct aangaat. Mensen uit de zogenaamde hogere klassen kunnen oprechte socialisten worden, maar dat is wel een leerproces. We kunnen ons er als witte mensen van bewust worden dat we een deel van het probleem zijn en er wat aan moeten doen als we een deel van de oplossing willen worden. En ik mag er dus over nadenken hoe ik dat doe. En hoeveel ruimte ik in mag nemen op het podium. En namens wie ik mag spreken.

Net zoals Me Too heeft laten zien dat er niets verandert aan het geweld tegen vrouwen zolang we blijven doen alsof dat een vrouwenprobleem is, of zoals John de Mol zei: dan moeten vrouwen maar hun mond open doen. Wat we al een halve eeuw doen, zonder dat het geweld en het grensoverschrijdend gedrag daar minder door geworden is. Pas nu er bekende mannen zijn die het hun carrière kan kosten als ze hun handen niet thuis en hun gulp niet dicht houden, en er bedrijven zijn die hun miljoenen weg zien gorgelen door de afvoer als ze niets doen aan wangedrag tegen vrouwen blijkt het ook een mannenprobleem te zijn, halleluja.

Bij BIJ1 kiezen we er bewust voor om de problemen van racisme, seksisme en klassisme gezamenlijk aan te pakken. Maar we denken er wel over na hoe we dat doen. Zo kiezen we er voor om op al onze kieslijsten meer vrouwen dan mannen te hebben staan, plus de mensen die niet in in de vakjes man of vrouw passen, en we zorgen er ook voor dat er meer mensen van kleur op de lijst staan dan witte mensen. We denken er over na wie het woord voert over een onderwerp, het liefst iemand die uit ervaring weet waar ze het over heeft. Niet alleen dat je dan betere informatie krijgt, ook omdat het zo belangrijk is dat de mensen waar het over gaat eindelijk zelf aan het woord komen, zichtbaar worden, vanzelfsprekend een podium krijgen.

Luyendijk is vergeten om de belangrijkste oorzaak van ongelijkheid, het systeem dat de zevenvinkers de baas laat zijn, te benoemen. Het woord is KAPITALISME.

Je moet niet echt bij Luyendijk zijn om antwoord te krijgen op de vraag hoe we de gelijkwaardigheid tussen mensen kunnen vergroten. Ja, dat de zevenvinkers wel eens een beetje plaats mogen maken, alleen, dat doet hij zelf niet. O ja, diversiteit. Die kennen we al. En wij weten ook al dat een paar vrouwen in de aandeelhoudersvergadering, en wat meer gekleurde gezichten in de media niet echt het verschil gaan maken. Luyendijk is vergeten om de belangrijkste oorzaak van ongelijkheid, het systeem dat de zevenvinkers de baas laat zijn, te benoemen. Het woord is KAPITALISME.

Wij hebben andere vinkjes. Dat ik als vrouw ben geboren, en na een paar slechte ervaringen mee kon drijven op de golf van het feminisme, maakte van een achterstand een voorrecht - ik kon er mijn werk van maken. Ik had het voorrecht van mensen te leren met ervaringen die anders zijn dan de mijne. Er is voor ons een hele dikke vink waar de zevenvinkers eerst heel veel voor af moeten leren. Die vink noemen we solidariteit.